breek los

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • breek los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
losbreken

breek los

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losbreken
    • Ik breek los. 
  2. gebiedende wijs van losbreken
    • Breek los! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losbreken
    • Breek je los? 


Gangbaarheid