braken los

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bra·ken los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
losbreken

braken los

  1. meervoud verleden tijd van losbreken
    • Wij braken los. 
    • Jullie braken los. 
    • Zij braken los. 


Gangbaarheid