bouwt voort

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouwt voort
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voortbouwen

bouwt (...) voort

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortbouwen
    • Jij bouwt voort. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortbouwen
    • Hij bouwt voort. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voortbouwen
    • Bouwt voort! 

Gangbaarheid