bouwconsortium

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·con·sor·ti·um
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwconsortium bouwconsortiums
bouwconsortia
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bouwconsortiumo

  1. (bouwkunde) groep bedrijven die samen bouwopdracht uitvoeren
     Er is een financieel conflict ontstaan over de deuren van de nieuwe zeesluis in IJmuiden. Het Zuid-Koreaanse bedrijf dat ze heeft gebouwd, ligt in de clinch met het Nederlandse bouwconsortium OpenIJ, dat bestaat uit VolkerWessels en BAM.[1]
     Het kabinet is voorlopig niet van plan de verhuizing van het korps mariniers van Doorn naar Vlissingen stop te zetten. In een debat met de Tweede Kamer zei staatssecretaris Visser dat het afblazen van de verhuizing schadeclaims van het bouwconsortium kan opleveren.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron “Koreanen willen beslag leggen op deuren zeesluis IJmuiden” (Maandag 11 februari 2019, 11:07), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron “Kabinet zet verhuizing korps mariniers naar Vlissingen voorlopig niet stop” (Donderdag 21 juni 2018, 18:17), NOS