boteren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bo·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
boteren |
boterde |
geboterd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
boteren
- gelukken
- Het boterde goed tussen de collega's op de afdeling
- Het boterde niet goed tussen de zussen, ze hadden altijd ruzie .
- met boter besmeren
- De moeder had de boterhammen van haar kinderen dik beboterd.
Gangbaarheid
- Het woord boteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boteren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be