Naar inhoud springen

boteren

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 9 mei 2017 om 17:48 (→‎top: prevalentie-informatie met AWB)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
boteren
boterde
geboterd
zwak -d volledig

Werkwoord

boteren

  1. gelukken
    • Het boterde goed tussen de collega's op de afdeling 
    • Het boterde niet goed tussen de zussen, ze hadden altijd ruzie .
  2. met boter besmeren
    • De moeder had de boterhammen van haar kinderen dik beboterd. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be