boekt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boekt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afboeken

boekt af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afboeken
    • Jij boekt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afboeken
    • Hij boekt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afboeken
    • Boekt af! 


Gangbaarheid