boegseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boeg·seer·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
boegseren

boegseerden

  1. meervoud verleden tijd van boegseren
    • Wij boegseerden. 
    • Jullie boegseerden. 
    • Zij boegseerden. 
    • Hij zat in de boot, (…) midden tusschen 't wild en dezen hond in, toen Jens Frederik en ik de boot in zee boegseerden. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen