bluften af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bluf·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afbluffen

bluften af

  1. meervoud verleden tijd van afbluffen
    • Wij bluften af. 
    • Jullie bluften af. 
    • Zij bluften af. 


Gangbaarheid