blijf binnen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blijf bin·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
binnenblijven

blijf binnen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenblijven
    • Ik blijf binnen. 
  2. gebiedende wijs van binnenblijven
    • Blijf binnen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenblijven
    • Blijf je binnen? 


Gangbaarheid