blijf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blijf

Werkwoord

vervoeging van
blijven

blijf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blijven
    • Ik blijf. 
  2. gebiedende wijs van blijven
    • Blijf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blijven
    • Blijf je? 
     Natuurlijk hebben noch ik noch de heren in lange jurken enig idee wat waar is en wat niet, maar je moet tenslotte toch ergens in geloven. Ik zal er wellicht heel anders over denken over tien jaar tijd. Ik blijf zoeken.[1]

Zelfstandig naamwoord

blijf

  1. (Belgisch) geen blijf met iets weten = geen raad met iets weten: niet weten wat je met iets moet doen
    • Geef die spullen maar aan de kringloopwinkel als je er geen blijf mee weet. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be