blek

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blek
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van blec [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord blek blekken
verkleinwoord blekje blekjes

Zelfstandig naamwoord

blek o [2]

  1. lapje leer
  2. vlek

Werkwoord

vervoeging van
blekken

blek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blekken
    • Ik blek. 
  2. gebiedende wijs van blekken
    • Blek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blekken
    • Blek je? 

Gangbaarheid

12 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen