blaas aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blaas aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanblazen

blaas aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanblazen
    • Ik blaas aan. 
  2. gebiedende wijs van aanblazen
    • Blaas aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanblazen
    • Blaas je aan? 


Gangbaarheid