bind voor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bind voor
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorbinden |
bind (...) voor
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbinden
- Ik bind voor.
- gebiedende wijs van voorbinden
- Bind voor!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbinden
- Bind je voor?