bijgelovig
Uiterlijk
- Geluid: bijgelovig (hulp, bestand)
- bij·ge·lo·vig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bijgelovig | bijgeloviger | bijgelovigst |
verbogen | bijgelovige | bijgelovigere | bijgelovigste |
partitief | bijgelovigs | bijgelovigers | - |
bijgelovig
- vatbaar voor bijgeloof, van personen
- De bijgelovige man durfde bijna niet meer over straat uit angst voor zwarte katten en ladders.
1. iemand die gelooft in bijgeloof
- Het woord bijgelovig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijgelovig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be