Naar inhoud springen

bijgelovig

Uit WikiWoordenboek
  • bij·ge·lo·vig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bijgelovig bijgeloviger bijgelovigst
verbogen bijgelovige bijgelovigere bijgelovigste
partitief bijgelovigs bijgelovigers -

bijgelovig

  1. vatbaar voor bijgeloof, van personen
    • De bijgelovige man durfde bijna niet meer over straat uit angst voor zwarte katten en ladders. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be