beti

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Surinaams

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Ontwikkeld uit Engels bite. [1]
  • [B] Ontwikkeld uit Engels bait.

Werkwoord

[A] beti [2]

  1. bijten
    «Raitori: Mi papa abi dagu. Den bigiwan n'e beti, ma den pikinwan e beti. Piki: Na pepre. »
    Raadsel: Mijn vader heeft honden. De groten bijten niet, maar de kleinen wel. Antwoord: Peper.
  2. jeuken, prikkelen
    «Na kras'taya yu bai gi mi. Yu e firi fa a e beti. »
    Je heb tajer voor me gekocht die jeuk veroorzaakt, je voelt duidelijk hoe hij prikt.

Zelfstandig naamwoord

[B] beti

  1. lokaas
    «Yu kan poti wan pisi beti na a uku gi mi?»
    Kun je een stukje aas aan de hengel voor me doen?

Verwijzingen

  1. Norval S.H. Smith
    “The genesis of the Creole languages of Surinam”, dissertatie, Universiteit van Amsterdam, 1987, p. 34, 73
  2. John Wilner (ed.)
    “Wortubuku fu Sranan Tongo: Sranan Tongo—Nederlands woordenboek”, SIL International Dallas, Texas, p. 38