berekende

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·re·ken·de

Werkwoord

vervoeging van
berekenen

berekende

  1. enkelvoud verleden tijd van berekenen
    • Ik berekende. 
    • Jij berekende. 
    • Hij, zij, het berekende. 
  2. verbogen vorm van berekend, voltooid deelwoord van berekenen

Bijvoeglijk naamwoord

berekende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van berekend
     Dat berekende loeder heeft al een scala aan antwoorden in haar hoofd.[1]

Verwijzingen