beoordelingscijfer
Uiterlijk
- be·oor·de·lings·cij·fer
- samenstelling van beoordeling zn en cijfer zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beoordelingscijfer | beoordelingscijfers |
verkleinwoord |
het beoordelingscijfer o
- de beoordeling van iets of iemand uitgedrukt in een getal
- ▸ "Gevolg is dat die extra zetels weer wat losser komen te zitten", ziet ook Sjoerd van Heck van Ipsos. Volgens Van Heck en Kanne is de behoefte aan stabiel, duidelijk leiderschap niet afgenomen. Maar zij meten dat het vertrouwen in het kabinet wel enigszins begint te slijten. En ook het beoordelingscijfer van premier Rutte is langzaam gedaald.[1]
- Het woord 'beoordelingscijfer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Peilingwijzer: VVD blijft verreweg de grootste, maar verliest zetels” (Vrijdag 19 februari 2021, 18:23), NOS