Naar inhoud springen

benijdbaar

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 24 sep 2019 om 19:18
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • be·nijd·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen benijdbaar benijdbaarder benijdbaarst
verbogen benijdbare benijdbaardere benijdbaarste
partitief benijdbaars benijdbaarders -

benijdbaar

  1. van iemand dat je er jaloers op kunt zijn
    • Hij is met zo'n leuke vrouw heel benijdbaar! 
  2. van een zaak dat het te begeren is
    • Het leven van een pensionado is zeer benijdbaar.