bemoeizucht
Uiterlijk
- Geluid: bemoeizucht (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈmujzʏxt / (3 lettergrepen)
- be·moei·zucht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bemoeizucht | |
verkleinwoord |
- (ziekelijke) neiging om zich met iedereen en alles bezig te houden en zo mensen lastig te vallen
- Het is de vraag of de politiek zich moet lenen voor het beslechten van een fittie tussen ondernemers. Bovendien dringt de VVD hier aan op als regelgeving vermomde bemoeizucht waar detailhandel noch burgers op zitten te wachten. [3]
- Het woord bemoeizucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bemoeizucht" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ bemoeizucht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 5 januari 2017
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %