belust

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·lust
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen belust beluster (belustst) *
verbogen beluste belustere (belustste) *
partitief belusts belusters -

Bijvoeglijk naamwoord

belust

  1. verlangend en zoekend naar het genoemde
    • Een op macht beluste generaal plande de machtsgreep. 
    • Het publiek is op sensatie belust. 
     Hij wist Bolland spoedig voor een project warm te maken, dat deze man, door Weinreb als erg belust naar geld afgeschilderd, zeer aantrok.[3]
Opmerkingen
  • Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving "meest belust(e)" worden gebruikt. [4] [5]
Typische woordcombinaties
  • belust op
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. belust op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 13 februari 2024 Weblink bron
    J. Presser
    “Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945. Deel 2.”, 8e druk (1985), Staatsuitgeverij, Den Haag, ISBN 9012048931, p. 106
  4. Bronlink geraadpleegd op 2 mei 2021 Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “6.4.3.1.2 Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest.” (januari 2019), punt 4 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  5. Bronlink geraadpleegd op 2 mei 2021 Weblink bron “Omschreven trappen van vergelijking (algemeen)”, punt 3. op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be