belikken

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·lik·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

belikken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
belikken
belikte
belikt
zwak -t volledig
  1. (waterbeheer) een dijk glad maken door het aanbrengen van zoden
  2. aan iets likken

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen