belastingvrijdom
Uiterlijk
- be·las·ting·vrij·dom
- samenstelling van belasting zn en vrijdom zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belastingvrijdom | belastingvrijdommen |
verkleinwoord |
de belastingvrijdom m
- het vrijgesteld zijn van belastingbetalingen
- ▸ Pogingen om die, ook bij fiscalisten, omstreden belastingvrijdom (deels) ongedaan te maken, liepen afgelopen zomer spaak. Oppositionele politici kregen van premier Mark Rutte te horen dat zo’n belastingheffing alleen maar zou leiden tot nog hogere uitkeringen, want met minder geld zouden de Oranjes hun taken niet goed kunnen vervullen. Bovendien zou een ruime beloning de onafhankelijkheid van de koning garanderen. Daarop verstomde de Haagse kritiek.[1]
- Het woord belastingvrijdom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Piet van Asseldonk“Het koopkrachtplaatje van tweeverdiener Willem-Alexander” (Zaterdag 19 september 2015, 07:31), NOS