belastingvrijdom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·las·ting·vrij·dom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord belastingvrijdom belastingvrijdommen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de belastingvrijdomm

  1. het vrijgesteld zijn van belastingbetalingen
     Pogingen om die, ook bij fiscalisten, omstreden belastingvrijdom (deels) ongedaan te maken, liepen afgelopen zomer spaak. Oppositionele politici kregen van premier Mark Rutte te horen dat zo’n belastingheffing alleen maar zou leiden tot nog hogere uitkeringen, want met minder geld zouden de Oranjes hun taken niet goed kunnen vervullen. Bovendien zou een ruime beloning de onafhankelijkheid van de koning garanderen. Daarop verstomde de Haagse kritiek.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2023 Weblink bron
    Piet van Asseldonk
    “Het koopkrachtplaatje van tweeverdiener Willem-Alexander” (Zaterdag 19 september 2015, 07:31), NOS