bekkenbodemmatje
Uiterlijk
- bek·ken·bo·dem·mat·je
- samenstelling van bekkenbodem en matje
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | bekkenbodemmatje | bekkenbodemmatjes |
het bekkenbodemmatje o dim. tant.
- (medisch) een in het lichaam geplaatst implantaat om bij een verzakking van organen in het bekken deze omhoog te houden
- Het bekkenbodemmatje werd vaak geplaatst bij een bekkenbodemverzakking, maar levert zelf veel gezondheidsklachten op.
- Het woord 'bekkenbodemmatje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.