beitelt in

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bei·telt in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inbeitelen

beitelt (...) in

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inbeitelen
    • Jij beitelt in. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inbeitelen
    • Hij beitelt in. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inbeitelen
    • Beitelt in! 

Gangbaarheid