beginnende
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beginnende (hulp, bestand)
- IPA: /bəˈɣɪnəndə/
Woordafbreking
- be·gin·nen·de
Woordherkomst en -opbouw
- beginnend met de uitgang -e
Bijvoeglijk naamwoord
beginnende
- verbogen vorm van de stellende trap van beginnend
- ▸ Uit zijn lichaamstaal bleek dat hij zichzelf zowel grappig als slim vond. ‘Doe eens rustig aan, joh,’ zei zijn vriendin Marieke op een toon die beginnende irritatie moest veinzen.[1]
Werkwoord
vervoeging van: | beginnen |
beginnende
- verbogen vorm van beginnend, het onvoltooid deelwoord van beginnen