beginnend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·gin·nend
Woordherkomst en -opbouw
- beginnen met de uitgang -d
Werkwoord
vervoeging van: | beginnen |
verbogen vorm: | beginnende |
beginnend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beginnend | beginnender | beginnendst |
verbogen | beginnende | beginnendere | beginnendste |
partitief | beginnends | beginnenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
beginnend
- die nog moet groeien, nog in de startfase
- onervaren, ongeoefend
- ▸ Hij keek Chantal aan, die het pakje Marlboro als een beginnend goochelaar tussen haar vingers liet glijden.[1]
Gangbaarheid
- Het woord beginnend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.