bedoeïen
Uiterlijk
- be·doe·ïen
- nomadische woestijnbewoner [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedoeïen | bedoeïenen |
verkleinwoord |
de bedoeïen m
- nomadische arabier
- Tegelijk met het bouwen van nieuwe nederzettingen maakt de Israëlische regering werk van het slopen van huizen van Palestijnen, zowel in Israël zelf als op de Westelijke Jordaanoever. Zo legden Israëlische bulldozers vorige week het Bedoeïenendorp Umm al-Hiran in Zuid-Israël plat, om plaats te maken voor het joods stadje Hiran. Bij protesten tegen de ontruiming kwamen een Bedoeïen en een Israëlische politieagent om het leven.[2]
- Het woord bedoeïen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedoeïen" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ bedoeïen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Derk Walters 24 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be