bavet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[1] baby met bavet
[2] bavet van een advocaat
Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·vet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bavet bavetten
verkleinwoord bavetje bavetjes

Zelfstandig naamwoord

de bavetv / m

  1. doekje waarop met name een kind kan morsen tijdens het eten of drinken zodat de kleren schoon blijven
    • Ik neem mijn textielontwerp bonne-bavette als voorbeeld. Ik ben daarvoor vertrokken van een keukenhanddoek, het meest prozaïsche gebruiksvoorwerp dat je je kunt indenken. Aan de bovenkant heb ik een witte kraag vastgemaakt. Het geheel is een slab voor volwassenen. Het is niet de bedoeling dat designfreaks dat kopen. Ik heb veel liever dat oudere mensen in rusthuizen het dragen. Het geeft hun een groter comfort bij het eten en ze zien er ook nog eens goed uit. [3] 
    • Evi nam dan weer een bad met haar kleren aan (‘We waren eerst naar een feestje geweest!’) en Jean-Marie eet met een bavet. Billie: ‘Want Christine vindt het niet leuk als hij smost op zijn kleren’. En o ja: hij gaat ook elke morgen pissen in zijn tuin. Of hij dat doet omdat Christine het evenmin leuk vindt dat hij smost op de bril, werd niet gevraagd. [4] 
  2. een ornament van de beroepskledij, dat tegenwoordig gedragen wordt door de magistratuur, de advocatuur en de clerus
Synoniemen

Gangbaarheid

20 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen