bashing
Uiterlijk
- ba·shing
- uit het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bashing | |
verkleinwoord |
- iemand onnodig hard afraken of bekritiseren
- ▸ Volgens het Belgische hof is het wel erg toevallig dat de foto van Filip is uitgelekt. "Het hof beschuldigt de Franse inlichtingendiensten van 'Belgium-bashing'", vertelt Van Poppel.[2]
- ▸ Is na de aanslagen in Brussel het 'Belgium Bashing' terecht?[3]
- ▸ SGP, ChristenUnie en PVV in de Kamer namen in felle bewoordingen afstand van de uitspraken van de minister. De SGP sprak van "Israël-bashing, die de vrede niet dichterbij brengt", de PVV vindt het een dolkstoot in de rug van Israël en de ChristenUnie noemde het een klap in het gezicht.[4]
- Het woord bashing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ bashing op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Belgen boos: koning zat in kuuroord tijdens terreurdreiging” (Woensdag 2 december 2015, 09:42), NOS
- ↑ Weblink bron “Is na de aanslagen in Brussel het 'Belgium Bashing' terecht?” (Woensdag 23 maart 2016, 18:03), NOS
- ↑ Weblink bron “Timmermans blijft bij Israël-label” (Dinsdag 12 maart 2013, 16:04), NOS