bandagist
Uiterlijk
- ban·da·gist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bandagist | bandagisten |
verkleinwoord | - | - |
de bandagist m
- (medisch) (beroep) iemand die breukbanden en andere heelkundige verbandmiddelen vervaardigt en verkoopt
- mannelijke vorm van bandagiste
- Het woord bandagist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bandagist" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ist in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 56 %
- Prevalentie Vlaanderen 86 %