balbooste
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bal·boos·te
Woordherkomst en -opbouw
- van: Jiddisch באַלעבאָסטע of בעל־הביתטע, vrouwelijke vorm van באַלעבאָס of בעל־הבית (balboos) "balboos, heer des huizes" [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | balbooste | balboostes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'balbooste' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.