bagageband

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

bagageband
Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·ga·ge·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bagageband bagagebanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bagagebandm

  1. (luchtvaart) de lopende band waarop de bagage van de passagiers van een vliegtuig wordt gelegd op een vliegveld en waarde passagiers deze bagage kunnen pakken
     Met grote opluchting zag ik mijn koffer gisteren langzaam op mij afkomen op de bagageband van de luchthaven van Brasilia. Opgelucht trok ik hem van de band en voegde mijn tijdelijke kledingkast bij mijn handbagage. De minuten die tussen het vertrek uit het vliegtuig en het arriveren in deze hal zaten, had ik piekerend afgelegd.[1]
     Passagiers van een toestel van Maroc Airlines kregen de schrik van hun leven toen de cabine zich vulde met rook en ze hals-over-kop het toestel moesten verlaten. Het vliegtuig kwam uit Marokko en was net geland in Montreal in Canada. Een bagageband op het platform was in de brand geraakt, door de hitte vatte ook het asfalt vlam en dat zorgde voor een enorme rookontwikkeling. Doordat de deuren van het toestel openstonden, kon de rook de cabine binnendringen. Alle passagiers zijn veilig uit het vliegtuig gekomen. De Canadese autoriteiten onderzoeken hoe de brand heeft kunnen ontstaan.[2]


Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Als politieman op vlucht 1406” (Vrijdag 11 juli 2014, 09:40), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Passagiers vliegtuig krijgen schrik van hun leven” (Dinsdag 5 november 2013, 22:03), NOS