axiaal
Uiterlijk
- axi·aal
- In de betekenis van ‘de as volgend’ voor het eerst aangetroffen in 1862 [1]
- afgeleid van het Latijnse axis (as) met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | axiaal | axialer | axiaalst |
verbogen | axiale | axialere | axiaalste |
partitief | axiaals | axialers | - |
axiaal [3]
- de as betreffend of volgend, behorend tot de as
1. de as betreffend of volgend, behorend tot de as
- Het woord axiaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "axiaal" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "axiaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ axiaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be