autotypie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·ty·pie
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘reproductieprocédé’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1892 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord autotypie autotypieën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de autotypiev

  1. het maken van een cliché van een door een raster opgenomen foto
  2. cliché vervaardigd volgens bovengenoemd procedé
  3. afdruk van bovengenoemd cliché

Gangbaarheid

37 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen