Naar inhoud springen

audire

Uit WikiWoordenboek
Versie door HydrizBot (overleg | bijdragen) op 27 apr 2017 om 05:18 (Robot: opschonen van oude interwikilinks)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
audīre audiō audīvī audītum
vierde vervoeging volledig

audīre

  1. horen
  2. het vermogen om te kunnen horen; aanhoren
  3. luisteren naar
  4. inwilligen, gehoorzamen
  5. gelijk geven, instemmen met
  6. tweede persoon enkelvoud imperativus praesens passief van audīre