assurantiemaatschappij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·su·ran·tie·maat·schap·pij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord assurantiemaatschappij assurantiemaatschappijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de assurantiemaatschappijv

  1. bedrijf dat verzekeringen verkoopt
    • En inderdaad: op 1 januari 2006 stroomden de klanten bij tienduizenden tegelijk toe, de een nog zieker, kreupeler, hartzwakker, galliger en bijziender dan de ander, en allemaal dolgelukkig dat Hans Hoogervorst het eindelijk mogelijk had gemaakt dat ze hun ongemakken namens de assurantiemaatschappij konden laten verhelpen door de duurste specialisten van het hele land. [1] 
    • Het nog niet bekend hoe groot de schade is. Verzekerden moeten bij hun eigen verzekering aankloppen voor de schade, niet-verzekerden kunnen hun onkosten verhalen via de assurantiemaatschappij van het waterleidingbedrijf. [2] 
    • Voorts heeft Barnier gisteren een witboek uitgegeven om een discussie te starten over de invoering van eveneens een garantiestelsel voor levensverzekeringsproducten. Twaalf U-lidstaten –Nederland behoort daar niet toe– kennen al zo’n faciliteit. Die voorziet in het geval dat een assurantiemaatschappij in problemen raakt, in een schadeloosstelling voor polishouders die premies hebben gestort om kapitaal op te bouwen. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. NRC Jan Blokker 23 maart 2007 Hoe het met de zorgverzekeraars misschien zat
  2. Reformatorisch Dagblad 10-04-2009 Oorzaak leidingbreuken Rotterdam onbekend
  3. Reformatorisch Dagblad 13-07-2010 Spaargeld bij bankcrash snel terug