asomobilist
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: asomobilist (hulp, bestand)
Woordafbreking
- aso·mo·bi·list
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aso zn en automobilist zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | asomobilist | asomobilisten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de asomobilist m
- automobilist die door zijn of haar gedrag veel overlast geeft en gevaar veroorzaakt
- ▸ De agent pikte dit niet, schreef voor de motorrijder een vette bon en gaf zijn naam op voor de Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG). Dit is een driedaagse cursus waarin hij met andere 'asomobilisten' wordt geconfronteerd met zijn rijgedrag, in de hoop dat hij er wat van leert.[1]
Gangbaarheid
- Het woord asomobilist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “'Asomobilist' moet op cursus” (Redactie 11-01-2010), Tubantia