asomobilist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aso·mo·bi·list
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord asomobilist asomobilisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de asomobilistm

  1. automobilist die door zijn of haar gedrag veel overlast geeft en gevaar veroorzaakt
     De agent pikte dit niet, schreef voor de motorrijder een vette bon en gaf zijn naam op voor de Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG). Dit is een driedaagse cursus waarin hij met andere 'asomobilisten' wordt geconfronteerd met zijn rijgedrag, in de hoop dat hij er wat van leert.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 april 2023 Weblink bron “'Asomobilist' moet op cursus” (Redactie 11-01-2010), Tubantia