automobilist

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  automobilist    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌotoˌmobiˈlɪst / (5 lettergrepen)

Woordafbreking

• au·to·mo·bi·list

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van mobiel met het voorvoegsel auto-
• afgeleid van automobiel met het achtervoegsel -ist

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	automobilist	automobilisten
verkleinwoord	automobilistje	automobilistjes

Zelfstandig naamwoord

de automobilist m

1. (verkeer) een bestuurder van een auto, chauffeur

   • Vanaf wanneer ben je nou officieel automobilist? 

Vertalingen

    1. een bestuurder van een auto   

Afrikaans: motoris (af) Deens: bilist (da) g Duits: Autofahrer (de) m Engels: motorist (en) Frans: automobiliste (fr) m Noors: bilist (no) m

Nynorsk: bilist (nn) m Pools: kierowca (pl) m Russisch: автомобилист (ru) m Spaans: automovilista (es) m Zweeds: bilist (sv) g

Gangbaarheid

• Het woord automobilist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "automobilist" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.