archeïcum
Uiterlijk
- ar·che·i·cum
- van Oudgrieks αρχαιος (archaios) "oeroud, oud"; op te vatten als afleiding van archaïsch met het achtervoegsel -icum dus: "oude tijdperk" [1].
- In veel afleidingen van αρχαιος (archaios) wordt de Griekse tweeklank αι (ai) gelatiniseerd tot ae in "archaeo-" en in het Nederlands wordt dit in de regel weer verkort tot e in "archeo-" als in "archeoloog". Omdat in "archaïcum" de i bewaard is, is dit echter hier niet aan de orde. Daarom is "archeïcum" een minder juiste (pleonastische) afleiding. De Woordenlijst vermeldt alleen de vorm "archaïcum".
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | archeïcum | - |
verkleinwoord | - | - |
het archeïcum o
- (geologie) tijdperk waarin de aarde een vaste korst had gekregen en de eerste sporen van leven zijn te vinden, van 4 tot 2,5 miljard jaar geleden
- (geologie) gesteenten gevormd in het tijdperk waarin de aarde een vaste korst kreeg
- Vóór 2006 was de spelling Archeïcum. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
- Het woord 'archeïcum' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.