apatride
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- apa·tri·de
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | apatride | apatriden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- stateloosheid; het verschijnsel dat men van geen enkele natie een staatsburger is
- ▸ In landen met een bewogen geschiedenis zoals Myanmar is staatloosheid een massaal probleem, maar ook in Europa komt het nog veel voor. De meeste Roma, vooral in Italië, zijn staatloos of ‘apatride’. En in Letland – waar na de onafhankelijkheid etnische Russen het staatsburgerschap geweigerd werd – is vandaag nog steeds zowat 12 procent van de bevolking staatloos.[2]
- een persoon die door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd
Synoniemen
- [2] staatloze
Vertalingen
1. iemand die stateloos is
Gangbaarheid
- Het woord apatride staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "apatride" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ apatride op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Steven De Foer“Sombere toekomst voor Syrische borelingen op de vlucht” (28/12/2015), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be