annuleerbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·nu·leer·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen annuleerbaar annuleerbaarder annuleerbaarst
verbogen annuleerbare annuleerbaardere annuleerbaarste
partitief annuleerbaars annuleerbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

annuleerbaar

  1. (van een afspraak) met de mogelijkheid om te kunnen afzeggen
    • Problemen worden vooral tijdelijk opgelost door hotels niet annuleerbaar te maken, sneeuw te garanderen, of miljoenen te investeren in nog betere nepsneeuwmachines en hogere skigebieden.[1]  

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Anouk van Kampen NRC 29 december 2014