annuleerbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- an·nu·leer·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van annuleren met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | annuleerbaar | annuleerbaarder | annuleerbaarst |
verbogen | annuleerbare | annuleerbaardere | annuleerbaarste |
partitief | annuleerbaars | annuleerbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
annuleerbaar
- (van een afspraak) met de mogelijkheid om te kunnen afzeggen
- Problemen worden vooral tijdelijk opgelost door hotels niet annuleerbaar te maken, sneeuw te garanderen, of miljoenen te investeren in nog betere nepsneeuwmachines en hogere skigebieden.[1]
Gangbaarheid
- Het woord annuleerbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Anouk van Kampen NRC 29 december 2014