anderhalvemetermaatje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·der·hal·ve·me·ter·maat·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord anderhalvemetermaatje anderhalvemetermaatjes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het anderhalvemetermaatjeo

  1. iemand waarmee je samen een activiteit onderneemt waarbij je de 1,5 meter afstand bewaart zoals verplicht was tijdens de coronaepidemie

Gangbaarheid