ambo
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
- am·bo
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Grieks [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambo | ambo's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
ambo m
- (bouwkunde) verhoogd podium in een kerk
- (religie) lezenaar waar een priester de schriftlezingen, de gebeden en de preek houdt
Gangbaarheid
- Het woord ambo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "ambo" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ ambo op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be