algemeen vormender

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·ge·meen vor·men·der
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

algemeen vormender

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van algemeen vormend
     Hij ging daarmee recht in tegen de heersende opvatting om dat onderwijs steeds algemeen vormender te maken en de praktijk ondergeschikt te maken aan de theorie.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 december 2020 Weblink bron
    Theo Groen & Jan Wouter Vasbinder
    “Tussen durf en voorsprong” (2004), Kemper Conseil Publishing, Voorburg, ISBN 9789076542072, p. 104