affluenza
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·flu·en·za
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van het Engelse affluence ('overvloed') en influenza (de wetenschappelijke benaming voor het griepvirus).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | affluenza | affluenza's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- denkbeeldige ziekte die veroorzaakt wordt door een overdaad aan rijkdom en materiële overvloed
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord affluenza staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.