aanwende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·wen·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanwenden |
aanwende
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van aanwenden
- ... dat men aanwende.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanwennen |
aanwende
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanwennen
- ... dat ik aanwende.
- ... dat jij aanwende.
- ... dat hij, zij, het aanwende.
- ... dat ik aanwende.