aanpandig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·pan·dig
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan en pand zn met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aanpandig | aanpandiger | aanpandigst |
verbogen | aanpandige | aanpandigere | aanpandigste |
partitief | aanpandigs | aanpandigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
aanpandig
- van een bouwwerk dat het ergens aan vast gebouwd is
- De huismeester woont in de aanpandige dienstwoning.
Gangbaarheid
- Het woord aanpandig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.