Zuidoost-Noord-Brabants

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Zuid·oost-Noord-Bra·bants
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen Zuidoost-Noord-Brabants
verbogen Zuidoost-Noord-Brabantse
partitief Zuidoost-Noord-Brabants

Bijvoeglijk naamwoord

Zuidoost-Noord-Brabants

  1. (demoniem) van, uit, betreffende of als in Zuidoost-Noord-Brabant
     Bij de eerste zin kwam al meteen ‘Zuidoost-Noord-Brabants dorp’ aan bod.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 18 december 2023 Weblink bron Gearchiveerde versie
    Sonja Wubben geciteerd door Erik van Leeuwen
    “'De één sport, ik maak dictees'” (5 november 2019) op hartvanzuidplas.nl