brommen: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Kvdrgeus (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Kvdrgeus (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 11: Regel 11:
{{-etym-}}
{{-etym-}}
* In de betekenis van ‘laag en dof geluid maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 {{sijs}}
* In de betekenis van ‘laag en dof geluid maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 {{sijs}}
{{-nlstam-|{{pn}}|bromde|gebromd|||scheid=n|k=d}}
{{-nlstam-|{{pn}}|[[bromde]]|[[gebromd]]|||scheid=n|k=d}}
{{-verb-|nld}}
{{-verb-|nld}}
'''{{pn}}'''
'''{{pn}}'''

Versie van 23 aug 2018 15:57

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brom·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘laag en dof geluid maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
brommen
bromde
gebromd
zwak -d volledig

Werkwoord

brommen

  1. inergatief een laag rommelend geluid voortbrengen
    • Er werd als antwoord wat gebromd, maar duidelijkheid kwam er niet. 
  2. boos en bestraffend praten tegen iemand
    • De leraar bromde tegen zijn luie leerlingen. 
  3. ergatief op een bromfiets ergens heengaan
    • Ik ben wel eens naar Giessendam gebromd. 
  4. inergatief op een bromfiets rijden
    • Hij had heel wat gebromd voordat hij zijn motorrijbewijs ging halen. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen