zeker: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k r2.7.3) (Robot: toegevoegd: fj:zeker, ku:zeker
MalafayaBot (overleg | bijdragen)
k r2.7.5) (Robot: toegevoegd: chr:zeker
Regel 28: Regel 28:
{{1ps|zekeren}}
{{1ps|zekeren}}


[[chr:zeker]]
[[en:zeker]]
[[en:zeker]]
[[fi:zeker]]
[[fi:zeker]]

Versie van 8 jan 2014 16:11

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·ker
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zeker zekerder zekerst
verbogen zekere zekerdere zekerste

Bijvoeglijk naamwoord

zeker

  1. waaraan niet getwijfeld hoeft te worden
    • Het voortbestaan ervan werd door deze overwinning een stuk zekerder. 
  2. een ~ een bepaalde, een of andere
    • Hij werd door een zekere ziekte daarvan weerhouden. 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zekeren

zeker

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zekeren
    • Ik zeker. 
  2. gebiedende wijs van zekeren
    • Zeker! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zekeren
    • Zeker je?